Loading ...
Loading ...
Loading ...
NL
194
Afb. 7
De sensorkabel aansluiten
Klik de grijze slang in de achterplaat.
Sluit de sensorkabel in de slang aan op de
connector in de achterplaat als getoond
in Afb. 7. Controleer de richting van de
connector; de twee tabs moeten uitgelijnd
zijn. Zorg ervoor dat de kabel juist door de
achterplaat loopt.
Afb. 8
De waterleiding aansluiten
Snijd de waterleiding op maat op de witte
stippellijn als getoond in Afb. 8a.
Schuif de slangklem (meegeleverd) over de
waterleiding, Afb. 8b.
Verwijder de 2 kruiskopschroeven en klik de
solenoïde los van de achterplaat, Afb. 8b.
Bevestig de waterleiding aan de solenoïde,
Afb. 8c.
Klik de solenoïde terug op de achterplaat en
bevestig de twee schroeven, Afb. 8d.
Draai de slangklem aan om ervoor te zorgen
dat de solenoïdekabel juist in het borgkanaal
is geplaatst.
Afb. 9
De netspanning aansluiten
Trek de stroomvoorziening naar de
achterplaat met gebruik van goedgekeurde
flexibele of vaste leidingen en
installatiemateriaal. Zorg ervoor dat het
stroomsnoer lang genoeg is voor aansluiting
op het klemmenblok dat is gemonteerd op
de achterplaat.
Trek de kabel in de achterplaat en maak
vervolgens de kabelwartel vast.
Verkort de kabel naar een passende
lengte en beveilig de fase- en nuldraden
in het corresponderende klemmenblok
zoals getoond op Afb. 9. Zorg voor een
juiste plaatsing van de kabels voordat u
verder gaat.
Afb. 10
De snoergoot weer monteren
Bevestig de snoergoot en maak deze vast met
de zes meegeleverde bevestigingsmiddelen
waarbij u ervoor zorgt dat geen kabels
worden bekneld.
Afb. 11
De mengwatervoorziening aansluiten
OPMERKING: Zorg ervoor dat vuil,
kopervijlsel, enz. volledig uit de watertoevoer
is gespoeld voorafgaand aan het aansluiten
van de montageplaat. Dit niet doen kan
leiden tot schade aan de solenoïdeklep
waardoor deze niet goed sluit met een
druppelende kraan als gevolg.
Sluit de geïsoleerde mengwatervoorziening
aan op de achterplaat.
Zet de waterkraan open.
Controleer de waterinlaat van de
hoofdtoevoer en de aansluiting van de
waterleiding op de kraan.
Controleer op lekken in
de solenoïdeverbinding.
Afb. 12
Stroom inschakelen
Schakel de stroom naar de machine in.
KALIBRATIECYCLUS: Wanneer deze is
geïnstalleerd doorloopt de kraan een
kalibratiecyclus van 30 seconden.
Houd uw hand onder de sensor op de kraan
om het water te laten stromen. Afb. 12a.
Controleer op lekken overeenkomstig Afb. 11.
Bevestig de afdekking van de waterleiding
aan de achterplaat met de twee
meegeleverde bevestigingen. Afb. 12b.
Afb. 13
De motorbehuizing monteren
Haak de motor bovenaan de kabelgoot.
Kantel hem naar beneden, zodat deze op
zijn plaats vastklikt, zoals weergegeven.
Druk hem stevig vast. Afb. 13a.
OPTIONEEL: Een schroef wordt geleverd
voor het vastmaken van de rode vrijgaveknop
en om ongewenste verwijdering van de
motorbehuizing te voorkomen.
Test de correcte werking van de unit.
Bevestig de motorbehuizing aan de
achterplaat (optioneel).
Om het filter te verwijderen, dient u het
lipje op het filter voorzichtig met een
schroevendraaier open te maken, als getoond
Afb. 13b.
Bevestigd de motorbehuizing aan de
achterplaat met behulp van de meegeleverde
veiligheidsschroef Afb. 13c.
Sluit het filter opnieuw aan zodat deze op zijn
plaatst klikt. Afb.13d.
Loading ...
Loading ...
Loading ...