Loading ...
Loading ...
Loading ...
46 | Nederlands
1 609 92A 1YH | (7.9.16) Bosch Power Tools
Meetfuncties
Afzonderlijke meting
Door eenmalig kort indrukken van de toets Meten 4 schakelt u
de laser in en start u een afzonderlijke meting in de gekozen
modus. De meting kan 1 tot 2 seconden duren en wordt door
rondlopende displaysegmenten in de regel l weergegeven.
Na afsluiting van de meting wordt de laser automatisch uitge-
schakeld.
In het display worden de laatste meetresultaten weergege-
ven. Bovendien knippert de indicatie „HOLD” m. Het lichtsig-
naal blijft onveranderd bij de laatste indicatie.
Duurmeting
Houd voor duurmetingen in de gekozen modus de toets Meten
4 ingedrukt. De laser blijft ingeschakeld. Licht de lasercirkel
in een langzame beweging achtereenvolgens op alle opper-
vlakken waarvan u de temperatuur wilt meten. Voor vocht- en
omgevingstemperatuurmetingen beweegt u het meetgereed-
schap langzaam in de ruimte.
De indicatie in het display en het lichtsignaal 8 worden door-
lopend geactualiseerd. Zodra u de toets Meten 4 loslaat,
wordt de meting onderbroken en wordt de laser uitgescha-
keld.
In het display worden de laatste meetresultaten weergege-
ven. Bovendien knippert de indicatie „HOLD” m. Het lichtsig-
naal blijft onveranderd bij de laatste indicatie.
Oppervlaktetemperatuurmodus (zie afbeelding A)
In de oppervlaktetemperatuurmodus wordt de oppervlakte-
temperatuur van een meetvoorwerp gemeten.
Als u naar de oppervlaktetempera-
tuurmodus wilt gaan, drukt u op de
toets Oppervlaktetemperatuur-
modus 11. In het display ver-
schijnt de indicatie k ter bevesti-
ging.
Druk op de toets Meten 4 en richt
de lasercirkel loodrecht op het midden van het meetvoor-
werp. Na afsluiting van de meting wordt de gemeten opper-
vlaktetemperatuur in de regel l weergegeven.
In de oppervlaktetemperatuurmodus brandt het lichtsignaal
8 niet.
In deze modus kunt u bijv. de temperatuur van verwarmings-
radiatoren, vloerverwarmingen en binnenruimten van koel-
kasten meten.
Warmtebrugmodus (zie afbeelding B)
In de warmtebrugmodus worden oppervlakte- en omgevings-
temperatuur gemeten en met elkaar vergeleken. Bij grote ver-
schillen tussen beide temperaturen wordt gewaarschuwd
voor warmtebruggen (zie „Warmtebrug”, pagina 47).
Als u naar de warmtebrugmodus
wilt gaan, drukt u op de toets
Warmtebrugmodus 10. In het dis-
play verschijnt de indicatie j ter be-
vestiging.
Druk op de toets Meten 4 en richt
de lasercirkel loodrecht op het
midden van het meetvoorwerp. Na afsluiting van de meting
worden de gemeten oppervlaktetemperatuur in de regel l en
de gemeten omgevingstemperatuur in de regel a weergege-
ven.
Het meetgereedschap vergelijkt automatisch de waarden en
interpreteert het resultaat als volgt:
groen lichtsignaal 8: Gering temperatuurverschil, geen
warmtebruggen aanwezig.
geel lichtsignaal 8: Temperatuurverschil in grensbereik. In
het meetbereik bestaat eventueel een warmtebrug. Her-
haal de meting indien nodig na enige tijd.
rood lichtsignaal 8: Het knipperende oppervlaktetempe-
ratuursymbool h geeft aan dat de oppervlaktetempera-
tuur binnen het meetoppervlak duidelijk van de omge-
vingstemperatuur afwijkt. In het meetbereik bestaat een
warmtebrug, wat op een slechte isolatie duidt.
Bij lage omgevingstemperatuur knippert bovendien het
omgevingstemperatuursymbool e. De ruimte is te koud
wordt deze normaal verwarmd, duidt de lage tempera-
tuur op een in zijn geheel slechte isolatie.
Controleer bij warmtebruggen de warmte-isolatie in dit ge-
deelte, eventueel met een bouwdeskundige.
Schimmelwaarschuwingsmodus (zie afbeelding C)
In de schimmelwaarschuwingsmodus worden de omgevings-
temperatuur en de relatieve luchtvochtigheid (zie „Relatieve
luchtvochtigheid”, pagina 47) gemeten. Uit beide waarden
wordt de dauwpunttemperatuur (zie „Dauwpunttempera-
tuur”, pagina 47) berekend. Bovendien wordt de oppervlak-
tetemperatuur gemeten.
De dauwpunttemperatuur wordt met de oppervlaktetempe-
ratuur vergeleken. Het resultaat wordt geïnterpreteerd in re-
latie tot het schimmelgevaar.
Als u naar de schimmelwaarschu-
wingsmodus wilt gaan, drukt u op
de toets Schimmelwaarschu-
wingsmodus 12. In het display ver-
schijnt de indicatie i ter bevesti-
ging.
Druk op de toets Meten 4 en richt
de lasercirkel loodrecht op het midden van het meetvoor-
werp. Na afsluiting van de meting worden de gemeten relatie-
ve luchtvochtigheid in regel b, de gemeten omgevingstempe-
ratuur in regel a, de berekende dauwpunttemperatuur in regel
c en de gemeten oppervlaktetemperatuur in regel l aangege-
ven.
Het meetgereedschap vergelijkt automatisch de waarden en
interpreteert het resultaat als volgt:
groen lichtsignaal 8: In de actuele omstandigheden be-
staat geen schimmelgevaar.
geel lichtsignaal 8: De waarden liggen in het grensbereik.
Let op kamertemperatuur, warmtebruggen en luchtvoch-
tigheid en herhaal de meting indien nodig na enige tijd.
rood signaallampje 8: Er bestaat verhoogd schimmelge-
vaar omdat de luchtvochtigheid te hoog of de oppervlakte-
temperatuur in de buurt van de dauwpunttemperatuur is.
Het knipperende symbool relatieve luchtvochtigheid d
wijst op te hoge luchtvochtigheid in de ruimte,
OBJ_BUCH-1625-003.book Page 46 Wednesday, September 7, 2016 11:24 AM
Loading ...
Loading ...
Loading ...