Loading ...
Loading ...
Loading ...
nl
73
Omgevings-
temperatuur, ventilatie
en nisdiepte
Omgevingstemperatuur
Het apparaat is voor een bepaalde
klimaatklasse geconstrueerd. Afhankelijk
van de klimaatklasse kan het apparaat
bij de volgende omgevingstemperaturen
gebruikt worden.
De klimaatklasse staat op
het typeplaatje, afb. ).
Aanwijzing
Het apparaat is volledig functioneel
binnen de binnentemperatuurgrenzen
van de aangegeven klimaatklasse.
Wanneer een apparaat uit klimaatklasse
SN wordt gebruikt bij een lagere
binnentemperatuur, kunnen
beschadigingen aan het apparaat
worden uitgesloten tot een temperatuur
van +5 °C.
Binnentemperatuurschakelaar
Wanneer de binnentemperatuur bij
apparaten uit apparaatklasse SN lager
wordt dan +16 °C, kan het in de
diepvriesruimte te warm worden. In
extreme gevallen kunnen de
diepvrieswaren ontdooien. Om dit te
voorkomen schakelt
u de binnentemperatuurschakelaar in.
De koelmachine werkt hierdoor vaker.
Het apparaat kan nu worden gebruikt bij
een binnentemperatuur tussen
+10 °C en +16 °C.
Om in te schakelen op de
binnentemperatuurschakelaar drukken,
zie afb. "/B. Markering „0” is niet meer
zichtbaar. De verlichting in het apparaat
gaat op een lagere stand branden.
Om energie te besparen schakelt u de
binnentemperatuurschakelaar uit zodra
de binnentemperatuur hoger wordt dan
+16 °C.
Beluchting
De lucht aan de achterzijde van
het apparaat wordt warm. De verwarmde
lucht moet ongehinderd afgevoerd
kunnen worden. Anders moet de
koelmachine meer presteren. Waardoor
het energieverbruik toeneemt. De
be en ontluchtingsopeningen mogen dan
ook nooit worden afgedekt!
Nisdiepte
Voor het apparaat wordt een nisdiepte
van 560 mm aanbevolen. Bij een
kleinere nisdiepte – minstens 550 mm –
wordt het energieverbruik iets hoger.
Klimaatklasse Toelaatbare
omgevingstemperatuur
SN +10 °C tot 32 °C
N +16 °C tot 32 °C
ST +16 °C tot 38 °C
T +16 °C tot 43 °C
Loading ...
Loading ...
Loading ...