Loading ...
Loading ...
Loading ...
Apparaatinstellingen nl
33
2 Apparaatinstellingen
Apparaatinstellingen
U kunt het kinderslot en de
basisinstellingen (bijv. signalen)
aanpassen of activeren/deactiveren.
Kinderslot
Met de activering van de de
kinderbeveiliging voorkomt u het per
ongeluk bedienen van het
bedieningspaneel.
Kinderbeveiliging activeren/
deactiveren:
Kinderbeveiliging 3 sec. gedurende
3 seconden indrukken.
Aanwijzing: De kinderbeveiliging blijft
ook na het uitschakelen van het
apparaat geactiveerd. Om het
bedieningspaneel na het inschakelen te
kunnen bedienen, moet u de
kinderbeveiliging deactiveren.
Instructiesignaal
U kunt het instructiesignaal aan het
programma-einde activeren of
deactiveren. Wanneer u deze instelling
activeert, klinkt aan het programma-
einde een akoestisch signaal.
Apparaatinstelling als volgt activeren/
deactiveren:
Op Eindsignaal drukken.
Het instructiesignaal aan het
programma-einde is geactiveerd/
gedeactiveerd.
Aanwijzing: Wanneer aan het einde
van het programma geen signaal klikt,
hoewel het instructiesignaal wel is
geactiveerd, dan kunt u de
apparaatinstellingen aanpassen.
Basisinstellingen
U kunt bepaalde basisinstellingen aan
het apparaat aanpassen. Om
aanpassingen uit te kunnen voeren,
moet u eerst de instelmodus
oproepen:
1. Programma op stand ( instellen.
2. Druk op Droogdoel ü en
tegelijkertijd:
3. Programma op stand 0 instellen.
4. Droogdoel ü loslaten.
De instelmodus is geactiveerd.
De basisinstellingen zijn aan volgende
programmaposities toegewezen:
#
+
3
;
+
3
;
#
+
3
;
Loading ...
Loading ...
Loading ...