Loading ...
Loading ...
Loading ...
nl Installatievoorschrift
6
5Installatievoorschrift
Install atievoorschrift
Veiligheid: de veiligheid gedurende het gebruik is
alleen gegarandeerd indien de montage in technisch
opzicht op correcte wijze en in overeenstemming met
dit installatievoorschrift uitgevoerd is. De installateur is
aansprakelijk voor schade veroorzaakt door een
ongeschikte montage.
:Waarschuwing – Personen met elektronische
implantaten!
Het apparaat kan permanente magneten bevatten die
de correcte werking van elektronische implantaten,
zoals pacemakers of insulinepompen kunnen hinderen.
Daarom bij de montage een afstand van minstens 10
cm tot elektronische implantaten aanhouden.
Elektrische aansluiting: het apparaat op een vaste
installatie aansluiten, waarop de nodige
scheidingsschakelaars conform de
installatievoorschriften zijn ingebouwd.
Wanneer u de handleiding voor de aardaansluiting niet
volledig begrijpt of wanneer u omtrent de correcte
aarding van het apparaat vragen heeft, neem dan
contact op met een elektricien.
Aansluitingstype: het apparaat voldoet aan de
beschermingsklasse I en mag alleen in combinatie met
een aarddraadaansluiting worden gebruikt.
De fabrikant is niet aansprakelijk voor schade die
ontstaat door het ondeskundige gebruik en foute
elektrische installaties.
Voedingskabel:
■ Alleen de bij het apparaat meegeleverde of door de
technische servicedienst geleverde kabel gebruiken.
■ Het aansluitpunt, het stopcontact en de stekker
moeten altijd toegankelijk zijn.
■ Zorg ervoor dat de voedingskabel niet beklemd
raakt en niet over scherpe randen wordt geleid.
■ De voedingskabel zodanig plaatsen dat de
voedingskabel geen hete delen met een
temperatuur boven 70 °C raakt.
■ De voedingskabel niet bevestigen en niet op
plaatsen aanbrengen die voor kinderen toegankelijk
zijn.
■ Het apparaat nooit uitschakelen door de
voedingskabel uit te trekken.
Het opstelvlak moet volgende eigenschappen
hebben:
■ Warmtebestendig voor een temperatuur van
minstens 90 °C.
■ Effen, horizontaal en stabiel alsook belastbaar voor
gewichten van ca. 60 kg.
Dampafzuiging de afstand tussen de dampafzuiging en
de kookplaat moet minstens met de afstand
overeenkomen die in de montagehandleiding voor de
dampafzuiging is aangegeven.
Ventilatie: om een juiste werking van het apparaat te
garanderen moet de kookplaat naar behoren worden
geventileerd.
■ De ventilatie onderin het apparaat heeft voldoende
toevoer van verse lucht nodig. Daarom indien nodig
de meubelen hiervoor aanpassen.
■ Houd een zone van minstens 10 cm rond de
kookplaat vrij om voor een aangepaste ventilatie te
kunnen zorgen.
Garantie: een ondeskundige installatie, verbinding of
montage leidt tot het verlies van de geldigheid van de
productgarantie.
Aanwijzing: Elke maatregel binnenin het apparaat, ook
het vervangen van de voedingskabel, mag alleen door
speciaal opgeleid personeel van de technische
servicedienst worden uitgevoerd.
Vóór het eerste gebruik: verwijder de beschermfolie
van het kookplaatframe en maak het frame met warm
zeepsop schoon.
PP
PP
PP
PLQPP
Loading ...
Loading ...
Loading ...