Dimplex SRX120EM Metal SmartRad

User Manual - Page 19

For SRX120EM.

PDF File Manual, 44 pages, Download pdf file

Loading ...
Loading ...
Loading ...
- 15 -
Aansluiting op externe toestellen
De EC SmartRad kan worden aangesloten op een aantal
externe toestellen die de energiebesparende werking ervan
kunnen verbeteren. Dit gebeurt door middel van een relais op
de printplaat (zie afbeelding 7 voor details). De basisfunctie
van het relais is dat als er energievraag is, het relais in
werking zal treden.
Bij aansluiting op een gebouwbeheersysteem kan het relais
worden geconfigureerd als “spanningsvrij” contactpunt, te
gebruiken voor het versturen van een signaal naar een
geschikt regelsysteem (zie afbeelding 7 “A”).
Bij aansluiting op een pomp/ventiel kan de SmartRad een
externe pomp en een extern ventiel via de eigen
stroomtoevoer van energie voorzien. Een standaard
solenoïdeklep of springveerklep (zie afbeelding 7 “B”) of een
standaard circulatiepomp (zie afbeelding 7 “C”) kunnen
worden bedraad zoals weergegeven.
NO = Normaal Open, waarbij het ventiel/de pomp worden
bediend.
N = Neutraal voor het ventiel/de pomp.
LET OP: het ventiel en de pomp moeten worden
geclassificeerd met de correcte spanning.
LET OP: de stroomvereisten mogen niet hoger zijn dan
3 Amps bij 250 VAC.
Bij aansluiting op een gemotoriseerd ventiel kan de
SmartRad een standaard gemotoriseerd ventiel met de eigen
stroomvoorziening in- en uitschakelen.
NO = Normaal Open, waarbij het ventiel wordt geopend.
NG = Normaal Gesloten, waarbij het ventiel wordt gesloten.
N = Neutraal voor het ventiel.
SmartRad-softwarefuncties
De EC SmartRad beschikt over een aantal softwarefuncties
die bijdragen aan de gebruiksvriendelijkheid van het toestel.
Deze verschillende functies zijn toegankelijk met behulp van
de tuimelschakelaars op de hoofdprintplaat en moeten
worden geselecteerd tijdens de installatie van het toestel.
Slaapkamerstand, voor geruisloze werking kan een aantal
lage motorsnelheden worden geselecteerd. Deze functie is
zeer handig in ruimten met weinig geluid, zoals slaapkamers.
Voor deze functie zet u tuimelschakelaar 1 aan. Merk op dat
de prestaties van de SmartRad tijdens de geruisloze werking
verminderen en het toestel dus qua grootte op de ruimte
moet worden afgestemd.
Hoge temperatuurstand, voor gebruik met warmte-
generatoren die hoge temperaturen produceren, zoals olie- of
gasverbranding. In deze stand wordt de ondergrens van de
watertemperatuur verhoogd naar 45°C.
Voor deze functie zet u tuimelschakelaar 2 aan.
Terugstellingsstand, voor gebruik bij toepassingen met een
waakvlam. Als in deze stand een terugstellingssignaal (lager
instelpunt) wordt ontvangen, reduceert de SmartRad het
instelpunt op een variabele schaal, zodat er een bepaalde
hoeveelheid warmte in de ruimte aanwezig blijft. Als deze
stand wordt uitgezet, gaat het toestel bij een terugstellings-
signaal over op een stand voor vorstbescherming. Dit heeft
geen gevolgen voor de normale comfortstand.
Bedrijfsstand, op dit toestel is zowel een verwarmingsstand
als een afkoelstand beschikbaar. Tuimelschakelaar 4 moet
altijd aan zijn om de afkoeling te activeren.
Relaisstand, waarbij de relais wordt geactiveerd in
overeenstemming met de bedrijfsomstandigheden.
Voor deze functie zet u tuimelschakelaar 6 aan.
Sleutelbediening, Deze stand is handig voor openbare
ruimten zoals scholen of kantoren. De bedieningselementen
op het toestel worden in deze stand uitgeschakeld. Voor
activering houdt u de toets langer dan 15 seconden
ingedrukt. De toetsen , en de thermostaatknop worden
dan uitgeschakeld. Als u het toestel opnieuw wilt activeren,
houdt u de toets langer dan 15 seconden ingedrukt.
Afmontage
Na de installatiewerkzaamheden de behuizingsafdekking
plaatsen. Hiervoor de vier bevestigingsschroeven aan de
onderkant van het toestel inschroeven.
Bediening
Het bedieningspaneel wordt in afbeelding 3 weergegeven.
De verschillende elementen hebben de volgende betekenis:
A – Toetsstand
B – Indicatie aan/uit
C – Indicatie handmatig bedrijf
D – Indicatie automatisch bedrijf
E – Toets ventilatorstand
F – Indicatie lage ventilatorstand
G – Indicatie middelste ventilatorstand
H – Indicatie hoge ventilatorstand
J – Instelwiel thermostaat
K – Afdekking voor steekplaats programmeercassette
Zorg altijd dat het toestel goed werkt. De luchtinlaat- en
uitlaatroosters mogen niet afgedekt of afgesloten worden.
Handmatig bedrijf
Druk toets een keer of meerdere keren in totdat de gele
-indicator brandt.
Druk de toets één keer of meerdere keren in om de
maximale gewenste ventilatorstand (ventilatortoerental) te
kiezen. De ingestelde ventilatorstand wordt via de rode
indicatie (1, 2, 3) gesignaleerd.
Met de draaiknop de gewenste ruimtetemperatuur instellen.
De ingestelde ventilatorstand wordt afhankelijk van de
ruimtetemperatuur in- en uitgeschakeld.
Loading ...
Loading ...
Loading ...